Logo

De grenskerk aan de Booldersdijk (nabij “Kievitsven/Dooleggersbaan”)

Als je in deze omgeving vraagt naar de grenskerk, dan denken mensen meestal aan het ommuurde altaar-monumentje met zitbankjes, nabij de uitkijktoren voor de edelherten aan de Grashut in het Weerterbos. Twee jaar voordat de kerk aan de Grashut in gebruik werd genomen, stond er al een grenskerk aan het einde van de Booldersdijk, tussen het Kievitsven en de Dooleggersbaan.

In 1568 begon de Tachtigjarige oorlog: de strijd tussen het katholieke Spaanse Rijk en de opstandige Staten van Holland, o.l.v. prins Willem van Oranje. Zuidelijk Nederland werd door de opvolgers van Willen van Oranje deels veroverd op de Spanjaarden (prins Maurits: Breda, turfschip 1590, Den Bosch: Frederik Hendrik 1629, Maastricht 1632, enz.)
In 1648, bij de vrede (van Munster), werden Someren, Maarheeze en Asten deel van de Republiek der Nederlanden. Weert en Nederweert bleven deel van de Spaanse Nederlanden; zodat Someren een landsgrens-gemeente werd.

Een ander gevolg van deze verdeling was dat het Nederduits-Gereformeerde geloof de staatsgodsdienst van deze omgeving werd. Zodoende werden alle “paepsche” kerken in het veroverde Brabant in beslag genomen en de katholieke godsdienst verboden. Toch bleven in de Staatse gebieden velen hun eigen geloof trouw en zochten naar mogelijkheden om toch de zondagse plichten te vervullen.

Door toedoen van de paters Minderbroeders van de Biest in Weert, werd hiervoor een eenvoudige, maar effectieve oplossing gevonden: zij riepen een jaar later met Pinksteren de katholieken van Someren, Asten, Lierop, Mierlo, Heeze, Leende, Geldrop, Sterksel en Maarheeze op “naar Nederweert te komen, vooraan bij de Booldersdijk”.

Op de hoge zandrug langs de oever van het Kievitsven (kaartje Alfons Bruekers) zouden de kerkgangers zich dan slechts enkele meters buiten het gebied van de Republiek der Nederlanden bevinden, zodat het verbod op de uitoefening van de katholieke eredienst kon worden ontlopen. Het initiatief van de paters was zo succesvol, dat daarna elke zon- en feestdag op de noordelijke oever van het ven gepreekt werd en de mis werd opgedragen. In het begin gebeurde dat onder de blote hemel, maar al gauw werd een soort afdak aangebracht, zodat er enige beschutting was.

In ‘Nederweerts Verleden II’ (1987) schrijft Alfons Bruekers over het aantal bezoekers het volgende: “In de aantekeningen van de paters is te lezen dat vaak duizend en soms wel bijna tweeduizend gelovigen op deze plaats aan de Booldersdijk bijeenkwamen”. Het is dan ook niet verwonderlijk dat enkele jaren later er nog een grenskerkje in de nabijheid kwam: in de Grashut. Zo hoefden de kerkgangers uit onder andere Maarheeze, Heeze, Geldrop en Sterksel niet zo ver te lopen. Er kwamen meerdere grenskerkjes in deze omgeving, zoals nabij de Achelse Kluis op de Beverbeekse heide (1656; zie foto) voor gelovigen uit Leende en Valkenswaard, en bij de Craijenhut op de grens van Deurne met Venray; allen naar het voorbeeld van de paters Minderbroeders van de Biest in Weert.

De kerkplaats van Nederweert (aan de Booldersdijk) fungeerde als een soort moederkerk van de grenskerken. Gravin Magdalena van Egmont, prinses van Chi may en Vrouwe van Weert en Nederweert, gaf vanuit haar burcht in Weert op 16 oktober 1651 zelfs toestemming om naast het Kievitsven een kerkje te bouwen, alsmede een woonhuis voor de pastoor en voor de koster.

Zij stelde wel als voorwaarden dat die gebouwen niet mochten worden verkocht en evenmin gebruikt mocht worden als logement of voor andere wereldse doeleinden. De stichting werd betaald door de verkoop van 18 bunder grond uit de bezittingen van de gravin. Als tegenprestatie verlangde zij behalve een jaarlijkse som geld ook dat de pastoor na afloop van de mis zijn gelovigen zou aan sporen om een Onze Vader en een Ave Maria te bidden    voor “de prosperityt" ( het welzijn) van de gravin en haar nakomelingen.

Omdat de akte van toestemming (bewaard in archief Lambertuskerk, Someren) heel moeilijk leesbaar is, volgt hier de bewuste passage uit de oorkonde: 

“Magdalena geboren gravine van Egmont, prinsesse douagier tot Chimaij etc. ende vant Heijlich Rijck vrouw tot Weert, Nederweert ende Wessem.
Doen hier mede condt alsoo de ingesetenen van Suemeren ende andere plaetsen van bij geleghen van Meijerij van sHertogenbosch Godt betert beroofs sijn van exercitie van de waere ende oprecte Romsche Chatolijcke Religie ende daeromme ons oetmoedelich hebben versocht ende gebeden om op de vuijterste paelen van onse heerlicht. van Nederweert Suemeren waerts te mueghen bouwen eene kercke met een bequaem huijs voor de pastoor ende coster en aldaer den dienst te commen hooren ende in tijt van noot mitte administratie van de heilige sacramenten te beter geaccomodeert te worden. (met welke ootmoedige bede dat tot .........

….. behulpelick wesen soo is dat wij aensiende den goeden vuer van de voors. ingesetenen die in eenighen tijt herwarts in seer groot getal van twee, drij ende meer uren verre in de capelle oft hutte ontrent den Bolderdijck staende den dienst sijn commen hooren genegen wesen totte oijtmoedighe supplicatie der selver geoctroijeert ende geconsenteert hebben dat sij eene kercke en bequaeme huijse voor den pastoor ende custer sullen moghen timmeren op de vuijsterste paelen…..”

Nabij deze plaats kwamen later meer gebouwtjes, zoals de bekende Jan Lammershut. De grenskerken aan de Grashut en bij het Kievitsven hebben tot omstreeks 1672 dienst gedaan en werden opgeheven toen gedoogd werd, dat in Someren op de Postel een schuurkerk werd gebouwd.

Ruim 22 jaar (1649 tot 1672) liepen de kerkgangers van Someren en omstreken over de Kerkendijk naar het Kievitsven. Vandaar ook de naam “Kerkendijk”. Op oude kaarten, onder andere die van Hendrik Verhees uit 1795, wordt de weg vermeld als “KERKDIJK”.

 

 

 

www.someren-heide.nl/grenskerk