Tot 1835

In de periode tot 1835 bestond het gebied ten zuiden van Someren vooral uit heide en woeste gronden. Het was voor de gemeente Someren dan ook vooral belangrijk als een te nemen hindernis bij transporten naar Maarheeze en Nederweert. De Kerkendijk is al eeuwenlang een belangrijke verbindingsweg tussen Someren en Nederweert. Oorspronkelijk liep deze van de kerk op de Postel in Someren-Dorp naar de hut op de grens met Nederweert, waar voorheen de grenskerk had gestaan. Hiernaar is de Kerkendijk overigens vernoemd. Al in 1931 waren er plannen om de Kerkendijk te verharden, maar er gingen nog jaren overheen voordat de weg werd aangelegd.

Omstreeks 1810 zou de gemeente Someren graag een nieuwe weg willen aanleggen via Sterksel naar Maarheeze. Aangezien zowel Sterksel als Hugten niet mee wensten te werken aan deze weg, nam de gemeente Budel in 1830 het initiatief voor de aanleg van een dijk ten zuiden van Hugten naar Someren. De weg zou bij de Hut aansluiten op de Kerkendijk. U herkent de weg in dit verhaal vast: de huidige Hugterweg.

De eerste ontginningen.

In 1835 besloot de gemeente Someren 1000 hectaren heide in de Diepenhoek te verkopen. Deze gronden werden door slechts enkele kapitaalkrachtige personen aangekocht. Omstreeks 1900 lagen hier de ontginningen en woeste gronden van de rijke Godefridus Verberne uit Someren en van de familie Muillie, grootgrondbezitters uit Dottignies nabij Kortrijk. Naar Godefridus Verberne werd de Goord Verbernedijk genoemd. Al in 1907 kwam de Nederlandse Heidemaatschappij met een rapport over de ontginning van 2000 hectaren woeste grond in Someren. De eerste ontginningen in de gemeente Someren vonden vooral plaats direct aan de Nieuwendijk, en aan de weg tussen Someren en Heeze.

Pas nadat in 1920 een tweede rapport van de Nederlandse Heidemaatschappij over de ontginningen verscheen, werd in een hoog tempo de ontginning van grote delen van Someren aangepakt. Al in datzelfde jaar werden met rijksvoorschotten vijf boerderijen gesticht in de heide tussen de Kerkendijk en de Nieuwendijk. Er was meer dan voldoende belangstelling. Voor de vijf boerderijen meldden zich veertien gegadigden. De boerderijen werden gebouwd door Cornelis van de Worp (Nieuwendijk 32), Adrianus Respen (Nieuwendijk 39), Antoon Dijkmans (Nieuwendijk 36), Martien Thijs (Beliënberkdijk 7) en P. Swinkels (Beliënberkdijk 6). Voor 1921 werd de bouw van een dubbel aantal boerderijen gepland.

De Theresiahoeve van de familie Hendriks, een van de eerste ontginningsboerderijen

In 1924 werd het riviertje de Peelrijt verbeterd. Hierdoor werd het mogelijk om nabij de Kerkendijk in het Laagveld en De Brand te ontginnen. Vanouds beweerden de boeren in Someren dat de heidegrond daar het beste was. Ofschoon de ontginningspercelen in eerste instantie aan inwoners van Someren werden aangeboden, was er betrekkelijk weinig belangstelling van die zijde. De gronden werden uiteindelijk verkocht aan boeren uit Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en Limburg.

In Het Weekbericht van Someren van 17 oktober 1930 werd met lof gesproken over de successen die in Someren waren geboekt. Er waren 72 ontginningsboerderijen gesticht. Met name de onderneming van Antoon Dijkmans uit Bladel kreeg veel aandacht (zie ook verder).

Het ontstaan van Someren-Heide

Reeds in 1928 vroegen enkele bewoners van het ontgonnen gebied toestemming voor de bouw van een twee-klassige school. De bewoners hadden zich verenigd in de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van eene R.K. bijzondere lage school te Someren “Heide”. Hier werd voor de betreffende gemeenschap voor het eerst de term Someren-Heide gebruikt. Na overleg tussen de gemeenteraad en de inspecteur van het lager onderwijs werd besloten om de toestemming te weigeren, aangezien men nog niet wist waar die school zou moeten komen omdat de ontginningen nog in volle gang waren.

In 1931 overwogen burgemeester en wethouders om in De Heide een noodschool te bouwen. Men concludeerde dat er ten westen van de Kerkendijk steeds meer kinderen bijgekomen waren en dat de ouders van de Nieuwendijk er de voorkeur aan gaven om hun kinderen naar Someren-Eind naar school te laten gaan. Omdat men nog niet precies wist waar de beste plaats was voor een nieuwe school, besloot de gemeenteraad op 15 oktober 1931 om een noodschool te stichten op de hoek van de Kerkendijk en de Breestraat (latere Smulderslaan). De eerste tien jaar mocht er geen stenen school worden gebouwd. Pas daarna zou naar een definitieve locatie worden uitgezien.

Op 4 december 1931 vond de aanbesteding van de noodschool plaats en op 2 april 1932 kon het schooltje in gebruik worden genomen.

De bouw van de school gaf aanleiding tot de stichting van een parochie, waarvoor bisschop Diepen in 1935 toestemming verleende. een jaar later werd een noodkerk gebouwd, die Sint-Jozef kerk werd genoemd. Hiermee was vanuit de afzonderlijke ontginningsboerderijen in Someren een nieuwe dorpsgemeenschap geboren, die voortaan als Someren-Heide bekend zou staan.

In 1936 werd het kerkhof aangelegd, waar Theodorus Scheepers als eerste werd begraven.

Na de bouw van de noodkerk werden in die nabijheid meer huizen gebouwd, met name aan de Kerkendijk, en ontginningsboerderijen verspreid in het landschap. De eerste jaren verliepen voor de ontginners moeizaam, te meer daar zij hun bedrijf van de grond tilden tijdens een economische crisis. Het zware ploegen lieten de meeste ontginners onder andere over aan Antoon Dijkmans, die zijn bedrijf had aan de Nieuwendijk. Hij beschikte over een zware heiploeg en de nodige paarden om de grond te ploegen tot op de leemlaag. Dit werk werd vooral in de winter verricht omdat de leemlaag dan nat en daardoor zacht was. In de zomer werd het land geëgaliseerd met behulp van een molbord waarmee alle te hoge grond meegetrokken werd naar een te laag gedeelte van het perceel.

De jaren tot aan de oorlog waren gekenmerkt door de opbouw van nieuwe bedrijven. Op 1 juni 1938 werd de nieuwe stenen school in gebruik genomen, maar vanwege het grote aantal leerlingen bleven twee klassen ondergebracht in de noodschool. Deze brandde echter op 18 dec. 1939 tot de grond toe af. Om die reden worden aan de Kerkendijk drie extra lokalen aangebouwd (1940), voorzien van een kolengestookte centrale verwarming.

De meeste wegen in Someren-Heide waren niet verhard en de Kerkendijk was slechts gedeeltelijk van basaltkeien voorzien, namelijk vanaf de latere ENKI tot aan Someren-Dorp.

Na de oorlog kon de dorpsgemeenschap zich verder ontplooien. De Boerenbond (NCB) en de RK-Jonge Boerenstand werd in 1945 opgericht. In 1946 de Boerenleenbank Someren-Heide gesticht en er werd een gemeenschapshuis gebouwd, het clubhuis genaamd. Vanwege het gebrek aan bouwmaterialen na de oorlog moest het zo goedkoop mogelijk worden opgetrokken van dennenhout en zelfgemaakte bouwstenen. (110 keer werd hiervoor met paard en kar betonzand gehaald in Liessel, waar men bijna een hele dag over deed.)

De periode 1947-1971

In de periode van wederopbouw groeide Someren sterk. Deze groei vond voornamelijk plaats in Someren-Dorp en Someren-Eind, terwijl Lierop en Someren-Heide wat achterbleven. Ondanks dat werd Someren-Heide een steeds hechtere gemeenschap. In het jaar 1948 werden een 4-tal verenigingen opgericht: Fanfare Sint Jozef, de Boerinnenbond (KVO), de toneelclub en de rijvereniging. In 1949 volgde het Genoveva-gilde, dat werd opgericht door Kapelaan Speckens. In het begin was dit gilde alleen bedoeld voor meisjes. In 1966 werd dit het Katholiek Meisjes Gilde (KMG), en in 1969 werd het Jong Nederland. Nog tot 1982 waren er alleen meisjes lid van deze club. In 1958 werd de Katholieke Bond van Ouderen (KBO) opgericht.

In de jaren zestig werden de Carnavalsvereniging (CV De Keijepaol, 1962) en de Voetbalclub (SVSH, 1963) opgericht. De hedendaagse kerk werd in 1961 gebouwd, en de noodkerk deed sindsdien nog ± 10 jaar dienst als gemeenschapshuis.

In 1968 werd het gemengd koor (Corde et Animo) opgericht. Schietvereniging ‘t Heike is opgericht in 1975 en in 1978 kreeg de voetbalclub nog twee ´takken´, te weten de tennis- en korfbalclub.

Het leerlingenaantal groeit nu gestaag. (kinderen van de 2e generatie ontginners). Zo is in 1948 uitbreiding met 2 lokalen noodzakelijk. In het kader van de wederopbouw worden het noodlokalen. Deze krijgen de toepasselijke naam ’het kippenhok’. Ze worden in 1968 vervangen door twee permanente lokalen. In 1976 is een 8e klaslokaal noodzakelijk.(3e generatie). Tegelijk wordt er, mede als gevolg van veranderende onderwijsomstandigheden, een personeelskamer aan toegevoegd.

Kleuterschool

Op 01-09-1946 start in ´het clubhuis´ de kleuterschool. Met uiterst beperkte middelen en een minimale voorziening, wordt zo goed mogelijk kleuteronderwijs gegeven. Op 01-09-1971 wordt  nieuw gebouw bestaande uit twee lokalen, genaamd ‘Elfje-Twaalfje’, in gebruik genomen.

Op 01-08-1985 integreren beide scholen tot Basisschool St. Jozef. Door terugloop van het leerlingaantal, voornamelijk vanwege ’de kleiner wordende gezinnen, is het voor het bestuur financieel niet meer verantwoord, beide gebouwen in gebruik te houden. De kleuterschool wordt tot 01-08-1987 als dependance gebruikt, maar vanaf die datum zit iedereen in hetzelfde gebouw. De kleuterschool wordt overgedragen aan de gemeente. Er zijn dan 7 leslokalen in gebruik en het tot speelzaal omgebouwde 8e lokaal.

Vanaf augustus 1999 heeft de school weer 8 groepslokalen nodig.

Waar men aanvankelijk een noodlokaal op de speelplaats had willen plaatsen, heeft men tot een permanente ruimte besloten.

Deze zeer welkome extra ruimte (aula genaamd) fungeert als leslokaal, computerlokaal, documentatiecentrum, RT-ruimte en vergaderzaal. Vernieuwende onderwijsvormen leiden tot een interne verbouwing in 2007.

Heide-Oost

In 1972 werd voor Someren-Heide een plan ontwikkeld op de plaats van het voetbalveld. Dit plan, Heide-Oost genaamd, moest diverse keren worden gewijzigd, voordat het kon worden uitgevoerd. In 1979 was het helemaal volgebouwd en werd uitgezien naar nieuwe mogelijkheden. Aan de Graathof werden in 1976 de acht bejaardenwoningen gebouwd.

De Meent

In 1984 werd bestemmingsplan De Meent vastgesteld. In 1990 was men al zover met de bouw dat een tweede gedeelte van het plan bouwrijp kon worden gemaakt. Aan dit uitbreidingsplan wordt ook momenteel nog bijgebouwd.

Chronologisch overzicht onderwijs:

1932 Twee houten lokalen, Smulderslaan (toentertijd Breestraat genaamd)
1938 Uitbreiding, twee permanente lokalen aan de Kerkendijk.
1939 Houten school aan de Smulderslaan brandt af.
1939 Extra uitbreiding met drie lokalen Kerkendijk, ter vervanging van de houten school.
1948 Bouw van de “kippenhokken”, zodat er een totaal van zeven lokalen ontstaat.
1968 “Kippenhokken” worden vervangen door 2 permanente lokalen.
1976 Achtste lokaal plus personeelskamer toegevoegd.
1987 Integratie in één gebouw. (verbouwing van ’n lokaal tot speelzaal)
1999 Uitbreiding met een noodzakelijk lokaal: huidige aula
2007 Interne verbouwing tbv onderwijskundige vernieuwingsruimten.